'Het is hoog tijd voor vernieuwing'
Het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering biedt opsporingsambtenaren veel meer houvast in de digitale opsporing, zegt hoogleraar Straf- en strafprocesrecht Marianne Hirsch Ballin, lid van de Commissie Implementatie nieuw Wetboek van Strafvordering. 'Nu is het vaak het wiel uitvinden. Met hetnieuwe wetboek krijg je duidelijkheid: dit mag ik in die en die situaties.'
Het huidige wetboek dateert uit 1926, een tijd waarin opsporingsbevoegdheden nog waren toegesneden op de fysieke wereld. 'Dan heb je het bijvoorbeeld over de bevoegdheid tot het openen van een brief', zegt Hirsch Ballin. 'In de digitale wereld moeten we het hebben van het doorzoeken van smartphones, doorzoekingen van netwerken op afstand en het vorderen van gegevens in een digitale omgeving. Dat soort bevoegdheden kent nu niet een nadrukkelijke plek in het Wetboek van Strafvordering. Het is hoog tijd dat we de wet daarop toesnijden, zodat het klaar is voor het opsporen van misdrijven in de 21ste eeuw. Door die opsporingsbevoegdheden techniekonafhankelijk te beschrijven, maak je het ook toekomstbestendig en minder gevoelig voor verandering. Je hebt het bijvoorbeeld niet over smartphones, maar over gegevensdragers. Op die manier zorg je dat politie en justitie op korte termijn niet weer voor de vraag komen te staan: hebben we deze bevoegdheid eigenlijk wel?'
Houvast in de opsporing
Het gemoderniseerde wetboek biedt politie en opsporingsdiensten meer houvast, zegt Hirsch Ballin. 'Natuurlijk wordt er nu ook onderzoek gedaan aan smartphones en worden bronnen geraadpleegd op internet. Maar veel digitale onderzoeksbevoegdheden hebben nog geen specifieke wettelijke basis. Dat bemoeilijkt het werk, omdat niet volledig duidelijk is waar de grenzen liggen en wat ervoor nodig is om een bepaalde bevoegdheid in te zetten. Het gemoderniseerde wetboek brengt die basis weer op orde. Als opsporingsambtenaar krijg je duidelijkheid: dit mag ik in die en die situaties. Nu is het vaak het wiel uitvinden en steeds weer creatief interpreteren en zoeken naar analogieën met een bestaande wettelijke grondslag. Niet zelden komt de rechter-commissaris erbij kijken om te duiden wat wel en niet kan, om zo te waarborgen dat bevoegdheden niet worden toegepast op een manier die de wetgever niet heeft bedoeld. Het nieuwe wetboek is een belangrijke stap vooruit voor de praktijk van opsporing en vervolging.'
Stelselmatigheidscriterium
Een praktijkvoorbeeld? Onderzoek aan smartphones, zegt Hirsch Ballin zonder enige aarzeling. 'Dat wordt nu gebaseerd op de algemene beslagbevoegdheid: je bent bevoegd een voorwerp in beslag te nemen en het dan ook te onderzoeken. Maar digitale opsporing komt met heel nieuwe privacyvragen. Het maakt nogal verschil of je een paar ordners in beslag neemt of iemands smartphone, waarmee je iemands hele leven in handen hebt. De afgelopen jaren heeft zich in de jurisprudentie een soort drietrapsraket ontwikkeld die uitgaat van de inbreuk die je maakt op de persoonlijke levenssfeer: niet stelselmatig, stelselmatig of ingrijpend stelselmatig. In het meest vergaande geval, als je bijvoorbeeld naar foto's en communicatie gaat kijken, heb je een machtiging van de rechter-commissaris nodig. Die praktijk en rechtspraak is in het nieuwe wetboek terug te vinden in een centrale plek voor het stelselmatigheidscriterium. Ook op dat punt biedt het nieuwe wetboek dus houvast en praktische handvatten voor opsporingsambtenaren.'
Niet alleen cybercrime
Heb je het over digitale opsporingsbevoegdheden, dan gaat het zeker niet alleen over cybercrime, zegt Hirsch Ballin. 'Natuurlijk ontwikkelt digitale criminaliteit zich, maar in alle vormen van misdaad communiceren verdachten digitaal met elkaar en versleutelen bijvoorbeeld hun onderlinge berichtenverkeer. Digitale opsporingsbevoegdheden zijn dus juist ook van belang in bijvoorbeeld onderzoek naar drugscriminaliteit of een kinderpornonetwerk. En bij de aanpak van ondermijning, waar het gaat om criminele organisaties die grensoverschrijdend werken en daarbij gebruik maken van geavanceerde digitale technologie. Dan red je het niet meer met mensen schaduwen, maar moet je het hebben van onderzoek naar geldstromen en communicatielijnen.'
Evenwicht in het stelsel
Een goede wetstekst dient nog een ander doel, zegt Hirsch Ballin. 'Dat iedereen weet onder welke voorwaarden OM en politie bevoegdheden mogen inzetten. Die duidelijkheid, vervat in een goed navolgbare wetstekst met een goede structuur en begrijpelijke taal, is ook voor burgers van belang. Het nieuwe wetboek biedt bovendien een mooi evenwichtig stelsel van strafvordering voor alle partijen. Dat het slachtoffer nu echt een procesdeelnemer is, is nieuw in dit wetboek en toch een soort erkenning. Aan de andere kant is er ook aandacht voor de positie van de verdediging. Het recht op een eerlijk proces en de onschuldpresumptie bijvoorbeeld vloeien voort uit de beginselen van ons strafprocesrecht en uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, maar staat als basisbeginsel niet in het bestaande Wetboek van Strafvordering. Dat het nieuwe wetboek met dit soort fundamentele beginselen begint, daar word ik als strafrechtwetenschapper blij van.'
Aanzien van de rechtspraak
De hele strafrechtketen ziet in dat het gemoderniseerde wetboek ook een sleutel is om allerlei andere veranderingen binnen de keten goed te kunnen doorvoeren, heeft Hirsch Ballin het afgelopen jaar in de commissie gezien. 'De keten is al jaren bezig met digitaliseren en met doorlooptijden. Modernisering van het wetboek van strafvordering faciliteert dat en neemt obstakels weg. Dat zie je het duidelijkst in wat "de beweging naar voren" is gaan heten: een andere route naar en voorbereiding op de inhoudelijke behandeling van een strafzaak. Elke keer dat een strafzaak wordt aangehouden heeft dat impact op de verdachte, op slachtoffers en op de samenleving. Als je voor de rechtszitting zeker stelt dat de zaak daarvoor rijp is, kan de inhoudelijke behandeling door de strafrechter sneller gaan, en dat is van groot belang voor het vertrouwen van burgers in de strafrechtspleging en het aanzien van de rechtspraak.'
Een belangrijke meerwaarde van het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering is dat het is toegesneden op de huidige context. Het voorziet in een wettelijke basis voor allerlei digitale opsporingsmethoden en het formuleert bevoegdheden van politie en justitie techniekonafhankelijk. Dat is een groot verschil met het huidige Wetboek van Strafvordering dat is toegesneden op de fysieke wereld. Dan gaat het bijvoorbeeld om de bevoegdheid tot het openen van een brief. Nu moet de praktijk zich baseren op dat soort wettelijke grondslagen om ook in de digitale context onderzoek te kunnen verrichten. Dat is vaak onduidelijk en roept allerlei nieuwe juridische vragen op, er is de vraag in hoeverre de inbreuk op de privacy wel vergelijkbaar is met de fysieke wereld. Het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering brengt (hapert) weer orde op zaken. Het maakt duidelijk onder welke voorwaarden en in welke situaties ook in de digitale context onderzoek kan worden gedaan. In plaats van het openen van een brief of beslag op een voorwerp gaat het dan om een grondslag voor onderzoek aan een smartphone, netwerkzoekingen, onderzoek naar publieke openbare bronnen op het internet. Dat geeft veel duidelijkheid en houvast voor de praktijk van opsporing en vervolging en dat is ook nodig om het wetboek, om strafvordering toekomstbestendig te maken, klaar voor de 21ste eeuw, klaar voor de uitdagingen van de 21ste eeuw waar het nodig is om grip te krijgen op complexe structuren van criminele organisaties en verdachten die gebruik maken van allerlei geavanceerde digitale communicatiemiddelen.
Een belangrijke meerwaarde van het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering is dat het is toegesneden op de huidige context. Het voorziet in een wettelijke basis voor allerlei digitale opsporingsmethoden en het formuleert bevoegdheden van politie en justitie techniekonafhankelijk. Dat is een groot verschil met het huidige Wetboek van Strafvordering dat is toegesneden op de fysieke wereld. Dan gaat het bijvoorbeeld om de bevoegdheid tot het openen van een brief. Nu moet de praktijk zich baseren op dat soort wettelijke grondslagen om ook in de digitale context onderzoek te kunnen verrichten. Dat is vaak onduidelijk en roept allerlei nieuwe juridische vragen op, er is de vraag in hoeverre de inbreuk op de privacy wel vergelijkbaar is met de fysieke wereld. Het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering brengt (hapert) weer orde op zaken. Het maakt duidelijk onder welke voorwaarden en in welke situaties ook in de digitale context onderzoek kan worden gedaan. In plaats van het openen van een brief of beslag op een voorwerp gaat het dan om een grondslag voor onderzoek aan een smartphone, netwerkzoekingen, onderzoek naar publieke openbare bronnen op het internet. Dat geeft veel duidelijkheid en houvast voor de praktijk van opsporing en vervolging en dat is ook nodig om het wetboek, om strafvordering toekomstbestendig te maken, klaar voor de 21ste eeuw, klaar voor de uitdagingen van de 21ste eeuw waar het nodig is om grip te krijgen op complexe structuren van criminele organisaties en verdachten die gebruik maken van allerlei geavanceerde digitale communicatiemiddelen.