7 vragen over de nieuwe professionele normen op zaakstromen
Het Bestuurlijk Ketenberaad (BKB) stelde in juni 2019 professionele normen vast op 7 zaakstromen. Doel: de doorlooptijden binnen de strafrechtketen verkorten. Een gesprek met Gerrit van der Burg, Roger van den Sigtenhorst en Aart-Jan den Besten.
- Gerrit van der Burg, voorzitter van het College van procureurs-generaal, de landelijke leiding van het Openbaar Ministerie en BKB-lid.
- Roger van den Sigtenhorst, adviseur en aanjager doorlooptijden bij de Directie Strafrechtketen.
- Aart-Jan den Besten, beleidsmedewerker Raad voor de rechtspraak, maakt zich hard voor doorlooptijden op strategisch/beleidsmatig niveau.
1. Waarom is het zo belangrijk om de doorlooptijden binnen de strafrechtketen te verkorten?
Van der Burg: ‘Met een strafzaak geef je een reactie op fout gedrag. Er moet het liefst snel een reactie volgen, dat heeft het meeste impact. Daarbij stellen we dat er een preven-tieve werking van het strafrecht moet uitgaan. Je geeft een signaal aan de samen-leving dat dit gedrag niet wordt getolereerd. Ook dan is het goed en belangrijk – zowel voor verdachten als slachtoffers – dat de straf zorgvuldig wordt toegekend, duidelijk en binnen een begrijpelijke termijn.’
Van den Sigtenhorst: ‘Slachtoffers, verdachten en daders moeten snel en adequaat duidelijkheid krijgen over de inzet van de gekozen interventie. En bij straf-rechtelijke vervolging over de uitkomst van de strafzaak. De samenleving moet erop kunnen vertrouwen dat de strafrechtspleging rechtvaardig en voorspelbaar is. De door-looptijd van een zaak draagt daaraan bij. Het gaat bij elke zaak om de juiste balans tussen tijd, effectiviteit en kwaliteit.’
2. Op welke 7 zaakstromen gaat de strafrechtketen zich focussen?
Van der Burg: ‘Dé doorlooptijden bestaan niet; we hebben te maken met veel uiteenlopende strafzaken. Om hierin onderscheid aan te brengen, brachten we in het Bestuurlijk Ketenberaad 7 zaakstromen in beeld waarvan we vinden dat de doorlooptijden korter moeten. Het is onze taak om zaken sneller op zitting te krijgen. Ook waar het gaat om ingewikkelde zaken waarbij bijvoorbeeld grootschalig onderzoek moet worden gedaan, zoals grote drugs- of fraudeonderzoeken.’
Van den Sigtenhorst: ‘Over de volgende 7 zaakstromen hebben we ketenbrede afspraken gemaakt om de doorlooptijden te verkorten:
- Overtredingen
- Hoger beroep
- Ondermijning
- Jeugd
- Executie
- Zeden
- Ernstige verkeersmisdrijven (artikel 6 Wegenverkeerswet)
3. Waarom is er voor deze 7 zaakstromen gekozen?
Van den Sigtenhorst: ‘De selectie is enerzijds gebaseerd op maatschappelijke relevantie. Bij sommige onderwerpen zijn lange doorlooptijden niet te verantwoorden. Bijvoorbeeld: bij ernstige verkeersovertredingen is de verdachte ook vaak slachtoffer. Het is vreselijk dat het zo lang duurt voordat een dergelijke zaak voor de rechter komt. Daar moeten we echt aan werken. Anderzijds hebben we gekeken naar zaakstromen waarbij al inspanningen worden verricht op het gebied van doorlooptijden, zoals bij jeugd en executie. Voor de overige 5 zaakstromen zijn de doorlooptijden in 2017 gemeten. In de factsheet Strafrechtketenmonitor 2017 zijn deze nulmetingen opgenomen en deze worden jaarlijks gepresenteerd. Door te kiezen voor onderwerpen waar collega’s al mee bezig zijn, houden we rekening met wat de strafrechtketen aankan. De veranderdruk bij organisaties is groot – het moet wel haalbaar blijven.’
4. De professionele normen zijn behoorlijk ambitieus, terwijl er best nog wat problemen op te lossen zijn in de strafrechtketen. Hoe realistisch zijn deze normen?
Van der Burg: ‘Het zal echt hard werken zijn, er is inderdaad veel te doen. Overigens zijn de doorlooptijden geen doel op zich. Belangrijk is dat we er gezamenlijk voor gaan. We zijn het erover eens dat alle organisaties een inspanning moeten leveren om ervoor te zorgen dat dit verbetert. Die ambitieuze normen hebben we samen opgesteld, als partners in de keten. Stap voor stap gaan we ermee aan de slag, maar die normen zijn niet van vandaag op morgen ingevoerd en gerealiseerd. Het zal zeker een tijdje duren voor het zover is, we moeten realistisch zijn.’
Den Besten: ‘De rechtspraak heeft momenteel bij verschillende gerechten onvoldoende rechters om aan de vraag van het Openbaar Ministerie te voldoen. Daarnaast zijn er factoren die extra capaciteit kosten, denk aan het MH17-dossier. Dat slokt zoveel capaciteit op van de rechtbank Den Haag dat ze moeten kiezen in de zaken die het eerst naar zitting gaan. We zoeken naar creatieve oplossingen. Kunnen andere gerechten bijvoorbeeld tijdelijk extra rechters leveren aan Den Haag? Ook kijken we welke snelle verbeteringen nu al mogelijk zijn. De indruk bestaat dat er bij het uitwerken van het hoger beroep veel werk wordt gedaan voor het archief: een proces-verbaal van de terechtzitting is soms bijna letterlijk uitgeschreven. Is dat nodig of kunnen we tot een vereenvoudigd format met hoofdpunten komen? Soms kan het lopende proces beter. Nadat het vonnis klaar is, duurt het in sommige gevallen te lang voordat er wordt overgegaan tot executie van de straf.
Met administratieve krachten uit verschillende gerechten gingen we om tafel om het administratieve proces uit te pluizen. Met eenvoudige ingrepen blijkt er veel te winnen. En als het gaat om ondermijning: de zuidelijke rechtbanken hebben een gezamenlijke ondermijningskamer opgericht. Wordt er een grote zaak behandeld, dan lenen ze expertise aan elkaar uit. Dit kan de doorlooptijden ook verkorten.’
Van den Sigtenhorst: ‘De normen gaan gelden vanaf 2020. Dit jaar zal dus mede in het teken staan van het wegwerken van voorraden.’
5. Hoe zijn de professionele normen per zaakstroom tot stand gekomen?
Van den Sigtenhorst: ‘Er zijn expertmeetings gehouden met collega’s in het veld. Daar werden de volgende vragen gesteld: Wat is haalbaar? Wat is acceptabel? En wat is beïnvloedbaar? Per zaakstroom is geanalyseerd welke mogelijkheden voor versnellers er zijn aan de hand van bijvoorbeeld experimenten, voorstellen of wijzigingen in beleid en wet- en regelgeving. Het is uiteindelijk een mix van kwalitatieve en kwantitatieve normen geworden.’
6. Wat is er de afgelopen anderhalf jaar binnen de rechtspraak gebeurd om doorlooptijden op de agenda te krijgen?
Den Besten: ‘In een keten samenwerken is voor de rechtspraak soms lastig omdat wij – als derde staatsmacht – het werk van ketenpartners moeten beoordelen. Maar er is ook een ander perspectief. Uiteindelijk wil namelijk iedereen dat een verdachte zo snel mogelijk zijn uitspraak krijgt. Er ligt een maatschappelijke verantwoordelijkheid die gevoeld wordt. Het kan toch niet waar zijn dat de politie en het OM er alles aan doen om zedenzaken sneller te behandelen, maar dat het dan vervolgens lang bij de rechtbank blijft liggen? Het is alleen lastig voor ons om te zeggen dat zedenzaken belangrijker zijn dan woninginbraken of gewapende overvallen. Overigens is het bij jeugdstrafrecht duidelijk dat jeugdige verdachten snel uitsluitsel moeten krijgen, want anders zijn ze niet meer minderjarig. Daar is geen discussie over. Vanuit de gevoelde maatschappelijke verantwoordelijkheid zijn we het afgelopen jaar een rechtspraak breed project ‘doorlooptijden’ gestart. Hierin hebben we al onze eigen normen nog eens tegen het licht gehouden. Ook zijn we aan de slag gegaan met de verbetering van de strafdoorlooptijden. Dat sluit uitstekend aan bij de professionele ketennormen.’
7. Deze normen moeten wat langer beklijven. Hoe borgen we dit?
Van den Sigtenhorst: ‘De normen worden verankerd in de Planning & Control cyclus van iedere organisatie. Het BKB is de eigenaar van de totaalaanpak, stimuleert initiatieven, monitort en neemt drempels weg. Het BKB legt namens de keten actief uit waarom er verschillen zijn in doorlooptijden en welke factoren logischerwijs de doorlooptijd beïnvloeden. Richting professionals, maatschappij en politiek.’