‘Artikel 1.1.4 spijkeren we hier aan de muur’
Strafvordering die recht doet aan de belangen van het slachtoffer – het lijkt een symbolische mededeling, maar voor Slachtofferhulp Nederland is artikel 1.1.4 misschien wel de belangrijkste bepaling in het nieuwe Wetboek van Strafvordering, zegt bestuursvoorzitter Rosa Jansen. Het is een bepaling die verder gaat dan de spelregels van het strafprocesrecht; het artikel bepaalt dat recht moet worden gedaan, rekening houdend met de belangen van het slachtoffer. 'En dat al in artikel 1 van het wetboek.'
‘Dat nieuwe artikel 1.1.4 spijkeren we hier aan de muur’, zegt Rosa Jansen. ‘Daar gaan we in elke zitting een beroep op doen. Dit is nou zo'n principe dat je kunt gebruiken op het moment dat iets niet duidelijk is en je toch een keuze moet maken. Dan kun je zeggen: "Terug naar artikel 1.1.4".’
Voordat ze bestuursvoorzitter werd van Slachtofferhulp Nederland, was Jansen jarenlang strafrechter. Ze legt uit waarom het voor haar meer dan een symbolisch artikel is. Veel in het strafproces ligt vast in regels, en artikel 1.1.4 overstijgt die regels. ‘Het is mooi als dingen in de wet staan, maar beter is het als we ons vanuit de rechtspraktijk gebonden voelen aan slachtofferrechten. Dan is het niet meer alleen een zaak van de letter, maar van het wezen van het strafproces. Om de rechten van het slachtoffer te waarborgen, moet je voor het slachtoffer gaan staan. Je opereert in een balans van belangen, en de belangen van het slachtoffer horen ook op die balans.’
Gevecht om het eigen dossier
De verbeteringen voor het slachtoffer in het nieuwe wetboek gaan verder dan die algemene bepaling. Ingenomen is Jansen vooral met de nieuwe regels voor het opvragen van processtukken voor slachtoffers. ‘Voor slachtoffers en hun advocaten is het nu vaak een gevecht om vroegtijdig hun zaaksdossier te krijgen. Het bestaande Wetboek van Strafvordering biedt twee mogelijkheden die een officier van justitie kan gebruiken als hij het dossier niet wil verstrekken. "Het is niet mogelijk vanwege de vervolging" en "het slachtoffer heeft geen belang bij die informatie". Dan mag jij als slachtoffer gaan aantonen wat jouw belang is, terwijl je gedeeltelijk procespartij en procesdeelnemer bent en je het dossier nodig hebt ter voorbereiding. Die tweede mogelijkheid vervalt in het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Daar hebben we echt een vuist voor gemaakt en daar zijn we heel blij mee.’
Pijnlijk vindt ze het in de praktijk bijvoorbeeld dat slachtoffers van zedenmisdrijven soms moeite hebben om hun eigen proces-verbaal van aangifte te krijgen. ‘Omdat het in strijd zou zijn met het vervolgingsbelang. Dat kun je bijna niet uitleggen aan een slachtoffer. Hun eigen verhaal, dat iemand heeft uitgetikt, waar ze hun handtekening onder hebben gezet en dat ze elke dag opnieuw kunnen vertellen! Juist het vastleggen van hun verhaal, vaak voor de eerste keer, is zeer waardevol voor slachtoffers.’
Het kunnen beschikken over het eigen dossier is belangrijk voor slachtoffers, weet Jansen. ‘Als slachtoffer verschijn je op zitting omdat je iets ergs hebt meegemaakt. Mag je dan tenminste verwachten dat jouw belangen worden meegewogen? Zo'n strijd om stukken kan leiden tot wat de wetenschap secundaire victimisatie noemt: het gevoel dat je opnieuw slachtoffer wordt. Omgekeerd geldt: als het OM en de rechter goed rekening houden met belangen van het slachtoffer, dan heeft dat een positief effect op het herstel, dat laat victimologisch onderzoek duidelijk zien.’
Een andere duidelijke verbetering in het gemoderniseerde wetboek vindt Jansen dat slachtoffers een klacht kunnen indienen als politie en OM niet willen opsporen. ‘Terwijl dat tot op heden eigenlijk alleen kan in de vervolgingsfase. Weliswaar is er een praktijk gegroeid waarin artikel 12 Strafvordering ook al wordt gebruikt om een klacht in te dienen als justitie niet opspoort, maar mocht daar bij iemand nog twijfel over bestaan, dan staat het straks in de wet. En dat voelt als een recht.’
Werk aan de winkel
Als het aan haar had gelegen, zegt Jansen, hadden de veranderingen nog wel een stap verder mogen gaan. ‘Ook in het nieuwe wetboek zit het slachtoffer nog steeds in de oorspronkelijke rol. Als je er met wat meer afstand naar had gekeken, was je misschien op een moderner strafproces uitgekomen, met meer gelijkwaardige posities voor verdachte en slachtoffer. Bijvoorbeeld in de volgorde van spreken tijdens de zitting. Ik zou het slachtoffer daarin veel meer keuze willen geven. Nu is het slachtoffer zo ongeveer als laatste aan de beurt, na de dagvaarding en het bespreken van de hele zaak, terwijl ik denk: als er nou een slachtoffer is dat graag als eerste het woord wil voeren, maar vervolgens niet de hele zitting wil bijwonen? Waarom zou je die ruimte niet bieden?’
Procesdeelnemers, maar ook rechters, mogen zich in de praktijk nog meer verplaatsen in het slachtoffer en zijn behoeften, vindt Jansen. ‘Voorbeeld: als onze mensen een zittingszaal binnenkomen, zegt de rechter nogal eens: "Gaat u daar maar achter zitten, want daar zitten slachtoffers altijd". Terwijl het slachtoffer misschien wel vooraan wil zitten om te kunnen zien hoe de verdachte reageert. Gewoon even vragen: "Wilt u voorin of achterin zitten?" De politie heeft een mooie afkorting voor die houding: anna, altijd nagaan, nooit aannemen. Het zou fantastisch zijn als we dat in de keten wat meer zouden doen.’
Ook het niet naleven van rechten van slachtoffers zou consequenties mogen hebben, vindt ze. ‘Kijkend naar de balans van Vrouwe Justitia: als de rechten van verdachten worden geschonden heeft dat consequenties en wordt bijvoorbeeld bewijsmateriaal uitgesloten, maar als de rechter slachtofferrechten negeert heeft dat geen enkel gevolg. Op dit terrein is nog steeds werk aan de winkel.’
‘Je kunt het alleen met zijn allen’
Corona heeft het afgelopen jaar de zittingspraktijk drastisch veranderd, ook voor Slachtofferhulp, vertelt Jansen. ‘Aanvankelijk waren wij heel teleurgesteld. Vaak mochten maar een paar mensen in de zaal zijn, en was het slachtoffer de eerste die naar de publieke tribune of zelfs naar een andere ruimte werd gestuurd om de zitting via een videoverbinding te volgen. Daar hebben wij flink tegen te hoop gelopen. Wat het vervolgens wel heeft opgeleverd, is dat we als Slachtofferhulp nu aan tafels zitten waar we eerder niet zaten, dat we allerlei digitale verbinding met rechtbanken hebben die er nog niet waren en dat ook veel vaker de vraag wordt gesteld: "Heeft dit nog consequenties voor het slachtoffer?"’
Met samenwerking binnen de strafrechtketen valt nog een wereld te winnen, denkt Jansen. ‘Ik hoop dat we in de toekomst helemaal niet meer over de keten spreken. Daar zit iets hiërarchisch en volgordelijks in. Ik zou willen dat het een netwerk wordt. Als we ons op een andere manier tot elkaar verhouden, gaan we echt een andere werkelijkheid tegemoet en des te beter zal het nieuwe Wetboek van Strafvordering zijn uitwerking krijgen. Als we blijven doorploegen zoals nu, gaat het wetboek niks oplossen. Je kunt het alleen maar met zijn allen, met een open oor en oog naar elkaar.’
Praktisch zou Slachtofferhulp vaak al een goede rol aan het begin van een strafzaak kunnen vervullen, denkt Jansen. ‘Waarom vragen wij bijvoorbeeld als Slachtofferhulp niet direct na het doen van aangifte bij het slachtoffer waar hij behoefte aan heeft in het strafproces, en waarom beginnen we niet meteen al met het voorbereiden van de vordering schadevergoeding? Nu krijg je nog te vaak een week van tevoren een brief van de officier van justitie en loop je de kans dat je te laat bent. Dan moet je maar hopen dat je nog een advocaat vindt en Slachtofferhulp moet ineens gaan rennen, terwijl je ook veel eerder kunt kijken wat je nodig hebt.’
Ketensamenwerking, zegt Jansen, is ook nodig om te komen tot kortere doorlooptijden. ‘Naast duidelijkheid is snelheid voor slachtoffers zo'n beetje het grootste goed dat er is. Ik hoop dat we met het nieuwe wetboek stappen kunnen zetten om de doorlooptijden te versnellen, maar ik ben voorzichtig. We hebben het er al tientallen jaren over, terwijl een strafzaak 95 procent van de tijd op de plank ligt en er niks mee gebeurt. Ook met dit nieuwe Wetboek van Strafvordering zullen we als keten steeds moeten waken dat de pijplijn niet verstopt, en aan de voorkant met elkaar goed nadenken wat je nodig hebt in een strafproces, wat buiten zitting kan worden afgedaan en wat je op zitting wilt zien.’