Actieplan Strafrechtketen moet het tij keren
Het Actieplan Strafrechtketen moet het functioneren van de keten verder verbeteren. Naast het betekenisvol afdoen van zaken, ligt de focus op versnelling van doorlooptijden en het terugdringen van de voorraden. Gerrit van der Burg (OM), Martine Vis (Politie) en Albert Hazelhoff (CJIB) vertellen waarom dit plan gaat slagen.
‘Over een half jaar hoop ik in de doorlooptijden echt een trendbreuk te zien’
Gerrit van der Burg, Voorzitter College van procureurs-generaal
Martine Vis, Programmadirecteur Ketensamenwerking Politie
Albert Hazelhoff, Algemeen Directeur Centraal Justitieel Incassobureau
De Brede Bestuursraad liet in 2020 een beleidsdoorlichting uitvoeren door PwC. Wat maakte dat jullie de urgentie voelden om daarna meteen een Actieplan op te stellen?
Vis: “De geregistreerde criminaliteit is de afgelopen jaren met 20 procent gedaald. Je zou verwachten dat de doorlooptijden ook afnemen, maar het duurt juist langer om een zaak af te ronden, terwijl het aantal medewerkers in de strafrechtketen nagenoeg gelijk is gebleven. Zaken kosten meer tijd omdat criminelen vaker internationaal opereren, zaken complexer zijn en de posities van slachtoffers en verdachten in het strafproces is versterkt. Ook het onderzoeken van zaken kost meer tijd, zelfs het oplossen van winkeldiefstallen. We moeten echt in actie komen, anders verliest de samenleving het vertrouwen in de strafrechtspleging.”
Van der Burg: “De onderzoekers zien kansen voor verbetering van de samenwerking om zo de doorlooptijden te verminderen. Een Actieplan is nodig om dit daadwerkelijk voor elkaar te krijgen. Want uiteindelijk willen we slachtoffers en verdachten sneller duidelijkheid geven.” Hazelhoff: “Het onderzoek bevestigt dat er wel stappen zijn gezet, maar laat ook zien dat we er nog niet zijn. Bij de invoering van de Wet USB zijn er in de executie al behoorlijke vorderingen gemaakt. Daar willen we op voortbouwen.”
Hoe kwam het Actieplan Strafrechtketen tot stand?
Vis: “Van hoog tot laag in de organisaties ontstond er urgentiegevoel: we moeten het tij keren. Dat kan alleen als we gezamenlijk optrekken. Er is een cultuuromslag nodig. Bij elke stap moeten we ons er bewust van zijn dat ons werk een schakel is in het grotere geheel. Als ik klaar ben met het dossier, moet een ander ermee verder. Als een rechter uitspraak heeft gedaan over de straf, dan is het nog niet klaar.”
Hazelhoff: “Precies. Daarna is de executieketen aan zet. Reclassering, DJI en CJIB moeten de taakstraf, gevangenisstraf of boete binnen afzienbare tijd kunnen uitvoeren zodat een straf betekenis heeft.”
Van der Burg: “Daarom deden alle organisaties - Politie, OM, Rechtspraak, ministerie van Justitie en Veiligheid, CJIB, DJI, 3RO en Raad voor de Kinderbescherming – volop mee. Binnen twee maanden werd er een realistisch actieplan gemaakt.”
Wat zijn de belangrijkste doelen?
Van der Burg: “Slachtoffers en verdachten willen we sneller bedienen. Enerzijds kan dat door maatwerk.”
Vis: “We bekijken elke zaak kritischer. Is elke winkeldiefstal een zaak voor het strafrecht of hebben we te maken met een dementerende vrouw die iets vergat af te rekenen? In zo’n geval heeft iemand meer baat bij hulp.”
Van der Burg. “Door een strengere selectie ‘aan de poort’ stromen er hopelijk minder zaken het strafrecht in. Anderzijds willen we doorlooptijden versnellen door de inzet van (super)snelrecht. Ook voor niet-gedetineerden. De infrastructuur van ZSM werkt goed, daar kunnen we gebruik van maken.”
Hazelhoff: “En zetten we in op verbetering van de kwaliteit van aanlevering van zaken en de kwaliteit van beslissingen. DJI, reclassering en CJIB gaan via de zogenoemde Topservice relevante informatie delen. De officier van justitie en rechter kunnen deze informatie gebruiken om een geschikte strafmaat te bepalen. Heeft iemand torenhoge schulden, dan heeft het weinig zin om een boete te sturen. Een taakstraf is dan wellicht zinvoller.”
Vis: “We kunnen niet alles tegelijk doen. Daarom focussen we ons in eerste instantie op veelvoorkomende criminaliteit en high impact crimes.”
Vanwaar de focus op deze delictsoorten?
Vis: “Ruim 70 procent van de instroom betreft veelvoorkomende criminaliteit, daarom beïnvloedt het in grote mate de doorlooptijden. Als we grote aantallen zaken sneller kunnen behandelen, dan leidt dat tot zichtbaar resultaat.”
Van der Burg: “En high impact crimes hebben een grote impact op het slachtoffer, daarom willen we snel recht doen.”
Wat verandert er in de praktijk?
Van der Burg: “De politie moet in de positie zijn om snel een proces verbaal te maken, officieren moeten de zaak snel door kunnen zetten naar zitting en rechters moeten tijd krijgen om deze zaken te behandelen. Ook van Reclassering en DJI vraagt het iets, want als wij ons best hebben gedaan om binnen tien dagen een uitspraak te doen, dan zou het jammer zijn als het daarna lang duurt voordat de veroordeelde zijn straf kan uitvoeren.”
Hazelhoff: “Precies. Daarom ligt de focus ook op het verkorten van de doorlooptijd van werkstraffen. En om nog beter gebruik te maken van onze celcapaciteit ontwikkelen we een tool waarmee er beter inzicht is in die capaciteit. Daarmee kan de planning van zelfmelders en arrestanten beter verlopen.”
Er lopen al diverse verbetertrajecten die veel van de organisaties vragen en tegelijkertijd moet het dagelijkse werk doorgaan. Hoe zorgen we ervoor dat dit plan slaagt?
Van der Burg: “Dit plan sluit aan bij wat er al gebeurt. De versnelling vindt plaats op praktisch niveau; elke dag kun je een stukje van de ambitie realiseren.”
Hazelhoff: “Ketendatateams gaan monitoren wat het oplevert. In het BKB gaan we ons regelmatig buigen over de effecten van de maatregelen. Waar nodig kunnen we bijstellen.”
Vis: “We zijn het aan verdachten en slachtoffers verplicht om hier voortvarend mee aan de slag te gaan. Ik ben ongeduldig. Over een half jaar hoop ik in de doorlooptijden echt een trendbreuk te zien.”
Zaken betekenisvol afdoen met snelrecht niet-gedetineerden
Praktijkvoorbeeld
Bastiaan van Merwijk, rechter-commissaris bij de rechtbank in Amsterdam, over (super)snelrecht en ZSM bij niet-gedetineerden. ‘Behandel je een zaak binnen 30 dagen, dan weten verdachten nog over welk delict het gaat.’
“Snelrechtzittingen voor gedetineerden zijn inmiddels gemeengoed in de rechtspraak en net als enkele andere rechtbanken past de rechtbank in Amsterdam dit supersnelrecht toe voor gedetineerden. Zonder tussentijdse voorgeleiding komen zij binnen drie dagen op zitting. Na de uitspraak zitten ze een opgelegde vrijheidsstraf meteen uit.
Er zit een groot verschil tussen deze versnelling en het tempo van de zaken van verdachten die niet in detentie zitten. Iemand wordt opgepakt, belandt op het politiebureau en wordt een paar dagen later de straat opgestuurd met een dagvaarding. Pas na zes à twaalf maanden komt iemand op zitting, terwijl het politiewerk vaak in een paar dagen rond kan zijn. Waarom duurt het zo lang? Een aantal jaar geleden sprak ik daarover met OM, politie, advocatuur, reclassering en slachtofferhulp. Het heeft met werkstromen en voorraden te maken. Bij de politie neemt iemand de zaak aan. Als hij naar huis gaat omdat zijn dienst erop zit, legt hij het dossier in de kast. Het gaat door een paar handen voordat het wordt ingestuurd naar het OM. Daar blijft het even liggen want zaken met gedetineerden gaan voor, die zijn immers gebonden aan wettelijke termijnen.”
Strakke afspraken over aanlevering dossiers
“Hoe konden we het proces voor deze niet-gedetineerden versnellen? ZSM liep goed. Alle benodigde partijen zitten aan tafel, waaronder Reclassering en Slachtofferhulp Nederland. Een zaak rond krijgen binnen dertig dagen bleek een werkbare koers. We maakten strakke afspraken over de aanlevering van dossiers. Deze zaken pasten niet zomaar binnen de planning van onze rechtbank, we moesten zittingsruimte creëren. Wekelijks combineerden we vijf supersnelrechtzittingen met zittingen voor niet-gedetineerden. Later breidden we dat uit met een zesde zitting alleen voor niet-gedetineerden en indien nodig nog een zevende. Rechters-commissarissen behandelen deze zaken. Wij zijn het wat meer gewend om dossiers en nagekomen stukken kort van te voren te ontvangen en onder tijdsdruk voor te bereiden.”
Efficiënt werken
“Lang hebben we gesteggeld: welke zaken zijn geschikt voor snelrecht? Als je dat te nauw afbakent en bijvoorbeeld alleen kiest voor winkeldiefstallen waarbij er géén tolk nodig is, dan doe je alsnog te weinig zaken af om verschil te maken. Enthousiasme sijpelt dan weg. We spraken af dat in beginsel alle soorten zaken in aanmerking kunnen komen, als we maar inschatten dat de zaak binnen dertig dagen zittingsgereed kan zijn. Reclassering was bang dat ze te weinig tijd zouden hebben voor het schrijven van een rapport. We spraken af dat het gaat om de inhoud, niet om de vorm. Uitgebreide rapporten aanleveren hoeft niet, geef liever de kern weer in een mailtje. Slachtofferhulp Nederland vreesde dat er te weinig tijd was om slachtoffers te bedienen. Ook zij hebben een slag gemaakt met het werken op afstand, pakken vaker de telefoon, sturen formulieren toe via de mail die ze weer ondertekend en ingescand retour krijgen. Kortom: iedereen werkt efficiënt. En als Reclassering en Slachtofferhulp denken dat het echt niet kan binnen 30 dagen, dan doen we het niet; zij hebben vetorecht.”
Meer verband tussen delict en straf
“Al snel kreeg iedereen lol in deze werkwijze, waarvoor je geen andere competenties nodig hebt. Bij de politie was er opluchting: zaken die op afronding wachtten, stapelden zich niet langer op. Wat de kast inging, vloog er ook snel weer uit. De focus ligt op betekenisvolle zaken. Voor veel verdachten is het beter als ze kort op het delict moeten voorkomen. Dan zijn de emoties nog vers en weten ook de minder begaafde mensen nog waarover het gaat. Bedenk dat sommigen op straat leven en vooral bezig zijn met overleven. Behandel je een zaak na negen maanden, dan hebben ze intussen alweer zoveel meegemaakt dat ze niet meer precies weten over welk delict het gaat. Door middel van snelrecht niet-gedetineerden kun je zaken betekenisvol afdoen: er is meer verband tussen delict en de strafrechtelijke interventie.”