Meerjarenvisie digitalisering: ‘Je hebt een stip op de horizon nodig’
Begin 2024 stelde het Informatieberaad een eerste versie vast van de ‘Meerjarenvisie digitalisering strafrechtketen’. Met deze visie geven de organisaties in de strafrechtketen de komende jaren richting aan de verdere ontwikkeling van hun informatievoorziening. Henk Geveke, voorzitter van het Informatieberaad: ‘We hebben het kritische pad blootgelegd.’
Henk Geveke praat bevlogen over de Meerjarenvisie en het bijbehorende Ketenjaarplan digitalisering 2024. Voor Geveke, in het dagelijks leven werkzaam bij de korpsleiding van de politie waar hij onder meer informatievoorziening in zijn portefeuille heeft, is de meerwaarde van beide documenten duidelijk.
‘Je kunt overleggremia zoals het Informatieberaad en CIO-beraad bedenken, maar al dat overleggen moet wel ergens op gericht zijn. Je hebt een stip op de horizon nodig. Het belangrijkste wat we in deze visie hebben geprobeerd vast te leggen, is wat die stip op de horizon is. Waar gaan we naartoe?’
Het antwoord op die vraag is volgens Geveke in de kern, naar een systeem waarin alle informatie in de strafrechtketen – voor zover dat wettelijk mag en praktisch kan – gedigitaliseerd is. Dit alles zolang het ten dienste staat van tijdig, eerlijk en effectief strafrecht uiteraard. Digitalisering kan daarbij helpen, is zijn overtuiging.
Plan en planning
Eenvoudig is digitalisering niet, geeft Geveke toe. Veel organisaties werken met hun eigen systemen, die bovendien verouderd zijn. ‘Het vervangen van die systemen, dat moeten we op elkaar afstemmen. Daar maken we afspraken over.’
‘Het helpt dus als je zo’n plan met z’n allen maakt. De Meerjarenvisie kwam tot stand na bijeenkomsten met ketenorganisaties over wat onze doelen zijn en hoe we die willen behalen. Het maken van de visie heeft al voor meer samenwerking gezorgd. We hebben ook bekeken welke interne vraagstukken de organisaties moeten oppakken en hoeveel ruimte er dan nog is voor de ketendoelen.’
De implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering zal een beroep doen op de schaarse capaciteit die veel ketenorganisaties hebben voor informatievoorziening. Hoe kijkt Geveke hiernaar met het oog op de ambities uit de Meerjarenvisie?
‘Het begint met inzicht en overzicht. Welke projecten en initiatieven rondom digitalisering lopen er in de verschillende organisaties, die mogelijk impact hebben op de ketendoelen? Dat hebben we in kaart gebracht. In het Ketenjaarplan staan gezamenlijke projecten, maar ook eigen IT-projecten van ketenorganisaties. Als OM en de Rechtspraak niet klaar zijn voor 2029, dan is dat randvoorwaardelijk voor de invoering van het nieuwe Wetboek. Wij [politie, red.] moeten 50.000 collega’s scholen in dit Wetboek. Dat kritische pad hebben we nu blootgelegd.’
Hij vervolgt: ‘Volgens mij was het Eisenhower [president van de Verenigde Staten tussen 1953 en 1961, red.] die zoiets zei als: ‘It’s not the plan that matters, but the planning’ (vrij vertaald: het gaat niet om het plan, maar om de planning – zie kader). Daar kan ik me wel in vinden. Voor mij betekent dit ook: door met elkaar een proces van voorbereiding op bijvoorbeeld een programma te doorlopen, heb je het plan zelf eigenlijk niet meer nodig.’
Plan versus planning Dwight D. Eisenhower (1890-1969) was de 34e president van de Verenigde Staten. Hij was onder meer commander-in-chief tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 1953 werd hij president. In de voorbereiding richting D-Day zou hij hebben gezegd: “In preparing for battle, I have always found that plans are useless, but planning is indispensable” (Bij de voorbereiding op de strijd heb ik altijd ondervonden dat plannen nutteloos zijn, maar dat planning onmisbaar is). |
Een kijkje in elkaars keuken
Inmiddels nemen de ketenorganisaties ook af en toe een kijkje in elkaars keuken. Op die manier ontstaat er meer begrip voor elkaars opgaven en de fasering daarvan.
Geveke: ‘Als het nieuwe Wetboek zegt: het moet mogelijk zijn om beeld en geluid af te spelen in de rechtszaal, dan moet je afspraken maken over standaarden. Hoe komt dat beeld en geluid dan in het proces verbaal? En krijgt de rechter daar inzicht in? Voorheen hadden we scanstraten en printstraten, alles stond op papier. Nu gaat een deel daarvan digitaal. Dat is een eerste succes, waar we nu op voortbouwen.’
Het zijn de ketenorganisaties zelf die samen het geld inbrengen en verdelen voor de implementatie van de doelstellingen uit het ketenjaarplan; uitgezonderd heel grote opgaven, zoals de implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Volgens Geveke heeft dat ook zo zijn voordelen: je bent immers vaak zuiniger op je eigen geld. Daarnaast dwingt het om kritisch te kijken naar wat je wel en niet gaat doen en een meer zakelijke blik te hanteren, zegt hij. En ja, soms moet je daarin genereus zijn naar een ander, maar dit komt de samenwerking ten goede.
‘Voorheen hadden we een groot programma [het Programma Digitalisering Strafrechtketen, wat tot 2022 bestond, red.] met veel geld. Dat heeft niet zo goed uitgepakt vind ik, we zijn daarin niet echt tot de kern gekomen. Als je het helemaal zelf moet doen als partijen, zoals we dat nu moeten, en het geld zelf verdelen, dan word je op jezelf teruggeworpen en ben je tot elkaar veroordeeld. Dat helpt.’
Het voordeel is ook dat veel ketenprojecten gaan over aanpassingen in de eigen informatievoorziening, die zonder ketensamenwerking óók hadden gemoeten. Het budget dat organisaties daar nu voor vrijmaken, is geld wat ze op termijn toch daarvoor zouden moeten inzetten.
Wel zou Geveke graag zien dat het budget over meerdere jaren kan worden uitgesmeerd, in plaats van elk jaar opnieuw met elkaar om tafel te moeten. ‘Projecten lopen vaak langer dan een jaar. De doelen in de visie ook. Veel dingen boks je niet voor elkaar in een jaar.’
‘Voorheen ging het meer over soevereiniteit, nu meer over samenwerking’
Soevereine organisaties die moeten samenwerken
Het belang van samenwerking wordt steeds sterker gevoeld, aldus Geveke. Ondanks de vele verschillende organisaties binnen de keten met verschillende prioriteiten en belangen.
‘Wat voorheen wel eens knelde, was dat partijen bleven vasthouden aan hun eigen taak- en rolopvatting, alsof alle partijen in de keten onafhankelijk van elkaar waren. Dat verlamde de samenwerking. Natuurlijk is iedereen het ermee eens dat de Rechtspraak, om een voorbeeld te noemen, zijn onafhankelijkheid moet bewaken. Maar dat betekent niet dat je op een eiland je eigen ICT moet regelen. Want jouw informatie moet uiteindelijk wel door de keten heen. Voorheen ging het meer over soevereiniteit, nu meer over samenwerking.’ Lachend: ‘Al blijft het ICT; er vertragen wel eens dingen.’
Waar het Geveke uiteindelijk om gaat en waar zowel de Meerjarenvisie als het ketenjaarplan voor dienen, is tijdig, eerlijk en effectief strafrecht. Dat zijn belangrijke waarden in onze rechtstaat, benadrukt hij. En het is prettig voor slachtoffers, verdachten en daders, maar ook voor de professionals werkzaam in de strafrechtketen.
Drie belangrijke thema’s Geveke ziet drie belangrijke thema’s in de Meerjarenvisie. Allereerst moet de informatievoorziening op peil zijn. Er moet meer zicht komen op hoeveel tijd bepaalde werkzaamheden kosten en wat de kwaliteit is van de beschikbare informatie. Als voorbeeld geeft hij doorlooptijden: hoe kun je deze verkorten, als je niet weet hoe hoog deze nu precies zijn, in hoeverre dat verschilt per type zaak, waar de afhankelijkheden zitten en waardoor dat komt? Een tweede thema - ‘je wordt er misschien niet warm van, maar het moet wel’ – is het vervangen van oude systemen naar nieuwe, die uiteraard in overeenstemming moeten zijn met wet- en regelgeving. Tot slot ziet hij de digitalisering van bestaande processen als een belangrijk thema. Het gaat om ander werk dat op de ketenorganisaties afkomt én om een andere manier van werken. |
2025 en verder
In de geest van de meerjarige digitaliseringsambities is besloten om vanaf nu een ketenmeerjarenplan te ontwikkelen voor 2025-2029. Dit is in lijn met het meerjarige implementatietraject voor het nieuwe Wetboek van Strafvordering en zal gebeuren in nauwe samenwerking met de ketenpartners en ketengremia binnen het DDS.